Op 26 juli 2017 heeft de rechtbank van Noord Holland een uitspraak gedaan waarin
Aangetekend Mailen wordt meegenomen in de rechtelijke beoordeling.
Bron: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2017:6320
De beoordeling
4.6. Met betrekking tot de aangetekende e-mail ligt dat anders. [gedaagden] hebben in dit
verband een overzicht van KPN Aangetekend Mailen d.d. 14 juli 2015 overgelegd (zoals
weergegeven onder r.o 2.15). Blijkens dit overzicht is de aankondiging van de e-mail van
[gedaagden] met de ontbindingsverklaring op 22 juni 2015 om 12:10:10 uur aangeboden aan de
mailserver van [mailadres] , welke aankondiging door deze mailserver om 12:11:06 uur is
aangenomen. Op 28 juni 2015 om 08:00:07 uur is een herinnering van de aankondiging
aangeboden, welke aankondiging op 28 juni 2015 om 08:01:06 uur is aangenomen. Uiteindelijk
is de aangetekende e-mail 4 juli 2015 om 08:00:06 uur verwijderd vanwege het verlopen van de ophaaltermijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de
ontbindingsverklaring per e-mail [eisers] binnen de wettelijke bedenktijd heeft bereikt.
[gedaagden] hebben voldoende aannemelijk gemaakt (en [eisers] hebben dit onvoldoende
gemotiveerd weersproken) dat de aankondiging van de aangetekende e-mail op 22 juni 2015
door de mailserver van de provider van [eisers] in de aldaar voor [eisers] aangehouden
persoonlijke mailbox is ontvangen via het e-mailadres (mailadres), het e-mailadres waarmee
[eisers] blijkens de door partijen overgelegde stukken pleegden te communiceren en waarvan
[gedaagden] redelijkerwijs mochten aannemen dat [eisers] daar konden worden bereikt. Met de
ontvangst van deze aankondiging door de mailserver van [eisers] kan worden gezegd dat de email
het digitale postvak van [eisers] heeft bereikt. De vergelijking kan worden gemaakt met de
gang van zaken bij de gewone postbezorging. Als een aangetekende brief geweigerd wordt of
bij geen gehoor na achterlating van een afhaalbewijs niet wordt afgehaald bij het postkantoor
geldt deze in beginsel toch als ontvangen. Eventuele gevolgen van dit weigeren of niet ophalen
komen voor rekening en risico van de ontvanger. In het onderhavige geval komt de
omstandigheid dat [eisers] de e-mail blijkbaar niet hebben opgehaald ook voor hun rekening en
risico. Bepalend is dat [eisers] over de ontbindingsverklaring hadden kunnen beschikken en
hiervan redelijkerwijs kennis hadden kunnen nemen.
Gehele uitspraak
Vonnis van 26 juli 2017
in de zaak van
1[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1] ),
2. [eiser]
wonende te [woonplaats 1] ),
eisers,
advocaat mr. E. Maarsen-Neumann te Amsterdam,
tegen
1[gedaagde 1] ,
wonende te [woonplaats 2] ),
2. [gedaagde 2]
wonende te [woonplaats 2] ),
gedaagden,
advocaat mr. J.B.Th. van 't Grunewold te Roermond.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het tussenvonnis van 18 februari 2017 en de daar in genoemde stukken;
-het proces-verbaal van comparitie van 18 mei 2017 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2De feiten
2.1.
[eisers] en [gedaagden] hebben de Duitse nationaliteit en wonen in Duitsland.
2.2.
Partijen hebben in het voorjaar van 2015 onderhandeld over de koop van een aan [eisers] in
eigendom toebehorende vakantiewoning op het Vakantiepark Zuiderzee te Medemblik (hierna:
de vakantiewoning) aan de [adres 2] .
2.3.
Op 31 mei 2015 hebben [gedaagden] de vakantiewoning bezichtigd.
2.4.
Op 5 juni 2015 hebben [gedaagden] een koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst)
getekend terzake de vakantiewoning, in welke overeenkomst een koopsom is opgenomen van
€ 182.500,00. Op diezelfde dag hebben [gedaagden] de koopovereenkomst getekend en per email
en per gewone post aan [eisers] doen toekomen.
2.5.
De koopovereenkomst luidt, voor zover hier van belang:
“(…)Beide Parteien - Käufer und Verkäufer- erklaren, dass dieser Vorvertrag sowie der
notarielle Kaufvertrag nach niederländischem Recht vollzogen werden soll. Nach
niederländischem Recht ist ein Rücktritt vom Vorvertrag innerhalb von 3 Tagen möglich.
Für den notariellen Kaufvertrag wird in beiderseitigem Einvernehmen em niederländisches
Notariat beauftragt.(…)”
2.6.
Bij e-mail van 6 juni 2015 hebben [eisers] de volgende bij de koopovereenkomst horende
documenten toegezonden aan [gedaagden] :
• de ‘Satzung’ van het bungalowpark in de Duitse taal (ondertekend door [eisers] ;
• het huishoudelijk reglement in de Nederlandse taal;
• de koop-/aannemingsovereenkomst van [eisers] van 13 mei 2000 (Kauf/Annahmevertrag) in
de Duitse taal;
• de leveringsakte van 20 december 1999 van Camping Zuiderzee B.V. aan Zuiderzee
Onroerende Zaken B.V.;
• kopieën van de identificatiebewijzen van [eisers]
2.7.
De leveringsakte van 20 december 1999 van Camping Zuiderzee B.V. aan Zuiderzee
Onroerende Zaken B.V. luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“ C. Algemene Bepalingen
(…)8. Voor gehele of gedeeltelijke vervreemding van een recreatiebungalow, toedeling of
vestiging van een zakelijk genotsrecht is de voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van
de exploitant.
De exploitant mag deze toestemming slechts weigeren indien naar redelijkheid en billijkheid,
mede in het belang van de overige gebruikers van het park, bij hem gegronde vrees bestaat dat
door toelating tot het park van de kandidaat-verkrijger, de goede orde op het park in gevaar zal
worden gebracht. De exploitant kan echter te allen tijde toestemming weigeren ingeval een
eigenaar de krachtens deze akte en gemeld huishoudelijk reglement verschuldigde (voorschot
en/of definitieve) bijdrage(n) die over het alsdan lopende en voorgaande boekja(a)ren opeisbaar
is of zijn geworden of nog zullen worden, niet heeft voldaan.(…)
D. Boete-/kettingbedingen.
(…)4. De uit de Bijzondere Bepalingen sub A. tot en met D. en de uit dit lid 4 voortvloeiende
verplichtingen zullen, voorzover nog niet vervuld, aan de koper en/of zijn rechtsopvolger(s) bij
wijze van kettingbeding en derdenbeding ten behoeve van de exploitant moeten worden
opgelegd, zulks op straffe van een door de overtreder aan de exploitant te verbeuren dadelijk
opeisbare boete ter hoogte van eenhonderdduizend gulden (f.100.000,--)(…)”
2.8.
Het Huishoudelijk reglement Bungalowpark “Zuiderzee” d.d. 20 juli 2000 luidt, voor zover hier
van belang, als volgt:
“3.3. Het is verboden bouwwerken zoals schuttingen, pergola’s, tuinhuisjes e.d. op te richten
zonder schriftelijke toestemming van de beheerder en zonder eventueel benodigde
vergunningen van overheidswege.”
(…)
5.8 Voor de verkoop van een bungalow, toedeling of vestiging van een zakelijk recht, is
voorafgaande toestemming nodig van de beheerder. Toestemming wordt niet verleend indien
de verzoekende eigenaar niet heeft voldaan aan alle tot dat moment bestaande financiële
verplichtingen tegenover de beheerder.”
2.9.
Op 1 september 2000 is de vakantiewoning door Zuiderzee Onroerende Zaken B.V. aan
[eisers] geleverd. In de leveringsakte wordt verwezen naar de akte van levering van 20
december 1999 van Camping Zuiderzee B.V. aan Zuiderzee Onroerende Zaken B.V.
2.10.
[eisers] hebben de koopovereenkomst op 16 juni 2015 medeondertekend en aangetekend
geretourneerd aan [gedaagden]
2.11.
Op 18 juni 2015, tijdens hun verblijf in Medemblik, hebben [gedaagden] een gesprek gehad met
de parkbeheerder van Vakantiepark Zuiderzee, ter gelegenheid waarvan de parkbeheerder
heeft meegedeeld dat er tussen hem en [eisers] een langlopend geschil bestaat in verband met
een geldvordering op [eisers] en in verband met het feit dat sprake is van illegale niet
toegestane uitbouw aan de vakantiewoning. De parkbeheerder heeft vervolgens meegedeeld
dat [gedaagden] de vakantiewoning niet kunnen kopen, omdat hij daar geen toestemming voor
zal geven.
2.12.
Op 20 juni 2015 zijn [gedaagden] teruggekeerd naar Duitsland.
2.13.
Bij aangetekende brief en aangetekende e-mail van 22 juni 2015, 12.10 uur, heeft de raadsman
van [gedaagden] het volgende aan [eisers] bericht:
“An mich wenden sich die Eheleute Seidelmeyer, wohnhaft zu [adres 1]
wegen dem Kaufvertrag des Ferienhauses in Medemblik (Niederlande). Dieser Vertrag mit
Ihren Unterschriften wurde Mandanten am letzten Freitag den 19. Juni 2015 mit
eingeschriebenen Brief zugestellt.
Laut dem Vertrag, sowie auch laut dem Paragrafen 7:2 Absatz 2 des niederländischen
Burgerlijk Wetboeks treten Mandanten von diesem Vertrag zurück.
Darüber hinaus liegt dem Vertrag ein Irrtum zu Grunde. Sie haben Mandanten nicht informiert
über Ansprüche der Parkverwaltung Ihnen gegenüber, sowohl bezüglich Finanzen sowie auch
bezüglich Entfernung von Gegenständen in und um der Wohnung herum, Ihnen bestens
bekannt. Wenn Mandanten hierzu gewusst hätten, hätten sie diesen Vertrag nicht geschlossen.
Sie hätten Mandantin hierüber informieren müssen, was Sie aber hinterlassen haben. Solches
bringt mit sich, dass der Vertrag zu vernichten ist.
Auf der Grundlage des Obenstehendes ist der Kaufvertrag jetzt gegenstandslos. Mandanten
werden Ihnen dann auch mit eingeschriebenem Brief den Schlüssel zurück schicken sowie
auch die Parkkarte. Es wird dann auch nicht zu einer notariellen Übertragung kommen werden.”
2.14.
[gedaagden] hebben de aangetekende e-mail verstuurd via een betaalde service van KPN,
genaamd “Aangetekend Mailen”. Met deze service kan volgens KPN de status van een e-mail
worden gevolgd. Bij e-mail van 22 juni 2015 te 12.10 uur heeft KPN Aangetekend Mailen onder
meer het volgende aan [gedaagden] bericht:
“Aangetekend Mailen heeft uw Mail succesvol ontvangen en zal deze aanbieden aan
georg.heinemann@gmail.com.(…)”
2.15. Volgens een status overzicht van KPN Aangetekend Mailen d.d. 14 juli 2015 is de aankondiging
van de e-mail op 22 juni 2015 om 12:10:10 aangenomen door de mailserver van [eisers]
Vanwege het verlopen van de ophaaltermijn is de e-mail op 4 juli 2015 om 08:00:06 uur weer
verwijderd. Het statusoverzicht van KPN Aangetekend Mailen kan als volgt worden
weergegeven:
[Afbeelding overzicht KPN]
2.16.
[eisers] hebben bij e-mail van 9 juli 2015 het volgende aan de raadsman van [gedaagden]
geantwoord:
“Vielen Dank für lhr Schreiben, welches wir am 08.07.2015 erhalten haben.
Ihre Bitte und ihre Behauptungen weisen wir zurück.
Wir haben bislang leider noch abwarten müssen, weil aufgrund des Poststreikes wir noch keine
Information hatten, wann genau den Eheleuten der Original-Vorverkaufsvertrag zugestellt
wurde. Sie teilen mit, dass dies am 19.11.2015 erfolgte.
Wie Sie und auch die Eheleute wissen, steht den Käufern ein Rücktrittsrecht innerhalb von 3
Tagen zu.
Diese Zeit haben die Eheleute bewusst vertreichen lassen. Wir bestehen deshalb darauf, dass
der Kaufvertrag vollzogen wird und werden dies bei weiterer Weigerung gerichtlich
durchsetzen.”
2.17.
Bij brief en e-mail van 13 juli 2015 heeft de raadsman van [gedaagden] het volgende
geantwoord:
Zur Beantwortung lhres E-Mailberichtes vom 9. Juli 2015 teile ich Ihnen mit dass die Rücktritt
des Vertrages innerhalb von drei Tagen stattgefunden hat.
In Ihrem E-Mail teilten Sie mit dass die Zustellung des Kaufvertrages am 19. November 2015
erfolgt worden ist (ich nehme an dass Sie den 19. Juni 2015 meinten). Am 22. Juni 2015 wurde
den Rücktritt vollzogen. Nicht nur ist an dem Tag Ihnen einen eingeschriebene Brief zugesendet
worden - welcher Sie nach Ihrer Angabe erst am 8. Juli erhalten hätten – aber darüber hinaus
ist Ihnen eine eingeschriebene E-Mail zugeschickt worden, welche am 22. Juni 2015 um
12:11:06 Uhr von Ihrem E-Mailserver erhalten worden ist.
Damit ist den zeitgerechten Rücktritt des Kaufvertrages vollzogen worden.
Ihr Bestehen auf der Vollzug des Kaufvertrages ist also gegenstandslos. Gerichtliche
Maßnahmen werden Mandant und ich dann auch vollstes Vertrauen entgegen sehen.”
2.18.
[eisers] hebben bij e-mail van 14 juli 2015 hier als volgt op geantwoord:
“Ihre Behauptung müssen wir leider zurück weisen.
Wie Sie wissen, zählt der Tag der Zustellung und nicht des Versendens.
Wir setzen Herrn und Frau [gedaagden] hiermit in Verzug und verlangen für die Zeit bis zür
Übertragung die üblichen Verzugszinsen in Höhe von derzeit 5% seit dem 10.07.2015.
Sollte der Kaufvertrag nicht zustande kommen, fordern wir mindestens die Zahlung einer
Vertragsstrafe In Höhe der üblichen 10% der Kaufsumme. Allerdings werden wir weiterhin auf
Vollzug des Kaufvertrages bestehen.”
2.19.
Blijkens een hypothecair uittreksel d.d. 17 oktober 2016 lag er op 14 oktober 2016, de dag van
de dagvaarding, nog conservatoir beslag op de vakantiewoning. Dit beslag werd gelegd op 31
juli 2013 door Zuiderzee Onroerende Zaken B.V. ten laste van [eisers]
3Het geschil
3.1.
[eisers] vordert
I. Veroordeling van [gedaagden] om binnen 14 dagen na betekening van het te dezen te wijzen
vonnis hun medewerking te verlenen aan de koop en levering van de door [eisers] aan
[gedaagden] verkochte vakantiewoning gelegen te 1671 SC Medemblik, [adres 2] ,
Recreatiepark Zuiderzee, conform de bepalingen van de voorlopige koopovereenkomst, door
middel van het ondertekenen van een notariële akte van levering;
II. Veroordeling van [gedaagden] om uiterlijk op het moment van de dag van overdracht en
levering - zulks onafhankelijk van de daadwerkelijke medewerking van [gedaagden] aan de
levering van de vakantiewoning zoals hiervoor onder I omschreven -, aan [eisers] de koopsom
te betalen van € 182.500, vermeerderd met overdrachtsbelasting, vermeerderd met primair 5%
rente en subsidiair wettelijke rente daarover, primair te rekenen vanaf 10 juli 2015 en subsidiair
te rekenen vanaf 27 juli 2015 tot aan de dag van algehele betaling;
III. Subsidiair te oordelen dat indien [gedaagden] in gebreke blijven hun medewerking te
verlenen aan de koop en levering van de vakantiewoning, zoals hiervoor omschreven, het te
dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de bij de akte van levering vereiste
wilsverklaringen en handtekeningen van [gedaagden] ;
IV. [gedaagden] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te voldoen
een bedrag van € 15.767,31 te vermeerderen met een bedrag van € 804,37 per maand vanaf
de datum van dagvaarding tot aan de dag van notariële eigendomsoverdracht van de
vakantiewoning aan [gedaagden] , te vermeerderen met wettelijke rente;
V. Meer subsidiair [gedaagden] te veroordelen tot betaling aan [eisers] van de contractuele
boete van 10% van de overeengekomen koopsom van € 182.500 te vermeerderen met primair
5% rente en subsidiair met wettelijke rente daarover, slechts indien en voor zover geoordeeld
zou moeten worden dat de koopovereenkomst niet tussen partijen tot stand is gekomen, te
rekenen vanaf primair 9 juni 2015 en subsidiair 23 juni 2015;
VI. Veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten aan de zijde van [eisers] , te
vermeerderen met rente en (na)kosten.
3.2.
[eisers] leggen primair aan hun vorderingen ten grondslag dat door tekening op 5 juni 2015 door
[gedaagden] de koopovereenkomst op die datum tot stand is gekomen. De drie dagen
bedenktijd voor [gedaagden] zijn vervolgens verstreken zonder dat een ontbindingsverklaring
door [eisers] is ontvangen. [gedaagden] zijn daarmee aan de koopovereenkomst gebonden.
3.3.
Subsidiair leggen [eisers] aan hun vorderingen ten grondslag dat de koopovereenkomst op 18
juni 2015, na bezorging bij [gedaagden] van het door [eisers] getekende exemplaar van de
koopovereenkomst, tot stand is gekomen. De drie dagen bedenktijd voor [gedaagden] zijn ook
in dat geval verstreken zonder dat een ontbindingsverklaring door [eisers] is ontvangen,
hetgeen leidt tot gebondenheid van [gedaagden] aan de overeenkomst. De aangetekende brief
van 22 juni 2015 van de raadsman van [gedaagden] hebben [eisers] immers eerst op 8 juli 2015
ontvangen en de aangetekende e-mail hebben zij nooit ontvangen, aldus [eisers]
3.4 [eisers] stellen zich dan ook op het standpunt dat [gedaagden] conform de voorlopige
koopovereenkomst moeten meewerken aan de overdracht van de vakantiewoning. Nu zij dat
niet doen is sprake van wanprestatie aan de zijde van [gedaagden] Als gevolg hiervan hebben
[eisers] schade geleden in de vorm van aanvullende, doorlopende kosten, belastingen,
heffingen en (vaste)lasten. Deze schade kan tot en met september 2016 worden begroot op €
16.135,31 in totaal, aldus [eisers]
3.5.
[gedaagden] betwisten de stellingen van [eisers] en voeren - samengevat - als primair verweer
aan dat de overeenkomst op 22 juni 2015, derhalve binnen de bedenktijd van artikel 7:2 lid 2
BW, rechtsgeldig is ontbonden. Subsidiair doen [gedaagden] een beroep op dwaling als
bedoeld in artikel 6:228 lid 1 sub b juncto 3:51 BW en meer subsidiair stellen [gedaagden] zich
op het standpunt dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eisers] als bedoeld in
artikel 6:58 e.v. [eisers] kunnen niet leveren, althans konden niet leveren tegen de in de
overeenkomst bedoelde datum.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
Toepasselijk recht en rechtsmacht
4.1.
Omdat partijen in Duitsland woonachtig zijn en de vakantiewoning is gelegen in Nederland heeft
het geschil een internationaalrechtelijk karakter. Blijkens de koopovereenkomst hebben partijen
bij het aangaan van de overeenkomst een keuze gemaakt voor toepassing van het Nederlands
recht, zodat dit recht van toepassing is.
De bevoegdheid van deze rechtbank vloeit voort uit artikel 7 lid 1 sub a van de Brussel Ibis-
Verordening (Verordening (EU) 1215/2012).
Rechtsgeldig ontbonden?
4.2.
[eisers] stellen zich primair op het standpunt dat de koopovereenkomst terzake de
vakantiewoning op 5 juni 2015 tot stand is gekomen en dat de wettelijke bedenktijd met ingang
van deze datum is gaan lopen.
Naar het oordeel van de rechtbank faalt dit standpunt. Vast staat dat [gedaagden] de
koopovereenkomst op 5 juni 2015 hebben ondertekend en aan [eisers] hebben geretourneerd,
dat [eisers] op 6 juni 2015 nog bij de overeenkomst horende stukken hebben nagestuurd aan
[gedaagden] en dat [eisers] de koopovereenkomst eerst op 15 juni 2015 hebben ondertekend
en geretourneerd aan [gedaagden] . Dit leidt tot de conclusie dat op 10 juni 2015, nu [eisers] de
koopovereenkomst nog niet hadden getekend, nog geen sprake was van een perfecte
overeenkomst, zodat deze ook niet aan [gedaagden] ter hand kon worden gesteld als bedoeld
in artikel 7:2 lid 2 BW en de wettelijke bedenktijd van drie dagen op genoemde datum niet is
gaan lopen.
4.3.
[eisers] stellen zich subsidiair op het standpunt dat de koopovereenkomst op 18 juni 2015 tot
stand is gekomen zodat deze, na verloop van de drie dagen bedenktijd, op 23 juni 2015
bindend is geworden. [gedaagden] betwisten niet dat de koopovereenkomst op 18 juni 2015 tot
stand is gekomen en dat de uiterlijke datum waarop tot ontbinding kon worden overgegaan 22
juni 2015 was. Zij stellen zich echter op het standpunt dat zij de overeenkomst op
laatstgenoemde datum per aantekende brief en aangetekende e-mail hebben ontbonden.
[eisers] betwisten deze stellingen en voeren aan de aangetekende brief eerst op 8 juli 2015 (en
dus te laat) en de aangetekende e-mail helemaal nooit hebben te hebben ontvangen. 4.4.
Met betrekking tot de ontbindingsverklaring heeft de ontvangsttheorie als bedoeld in artikel 3:37
lid 3 BW te gelden. Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring heeft pas zijn werking
heeft als de verklaring die persoon heeft bereikt. Verzending alleen is niet voldoende. Een
verklaring die de geadresseerde niet bereikt, heeft geen werking. De bewijslast rust op degene
die zich op de gevolgen van de mededeling – in casu ontbinding van de koopovereenkomst –
beroept. Het is derhalve aan [gedaagden] om aan te tonen dat de aantekende brief en
aangetekende e-mail van 22 juni 2015 [eisers] hebben bereikt.
4.5.
Ten aanzien van de aangetekende brief is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] , in het
licht van de betwisting door [eisers] , onvoldoende hebben onderbouwd dat deze [eisers] binnen
de wettelijke bedenktijd heeft bereikt. Een bewijs van PostNL in dit verband ontbreekt.
[gedaagden] hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de aangetekende brief op 22 juni
2015 door PostNL is verstuurd. Zoals hiervoor overwogen is deze enkele omstandigheid echter
onvoldoende om de ontbindingsverklaring werking te laten hebben.
4.6.
Met betrekking tot de aangetekende e-mail ligt dat anders. [gedaagden] hebben in dit verband
een overzicht van KPN Aangetekend Mailen d.d. 14 juli 2015 overgelegd (zoals weergegeven
onder r.o 2.15). Blijkens dit overzicht is de aankondiging van de e-mail van [gedaagden] met de
ontbindingsverklaring op 22 juni 2015 om 12:10:10 uur aangeboden aan de mailserver van
[mailadres] , welke aankondiging door deze mailserver om 12:11:06 uur is aangenomen. Op 28
juni 2015 om 08:00:07 uur is een herinnering van de aankondiging aangeboden, welke
aankondiging op 28 juni 2015 om 08:01:06 uur is aangenomen. Uiteindelijk is de aangetekende
e-mail 4 juli 2015 om 08:00:06 uur verwijderd vanwege het verlopen van de ophaaltermijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de
ontbindingsverklaring per e-mail [eisers] binnen de wettelijke bedenktijd heeft bereikt.
[gedaagden] hebben voldoende aannemelijk gemaakt (en [eisers] hebben dit onvoldoende
gemotiveerd weersproken) dat de aankondiging van de aangetekende e-mail op 22 juni 2015
door de mailserver van de provider van [eisers] in de aldaar voor [eisers] aangehouden
persoonlijke mailbox is ontvangen via het e-mailadres georg.heinemann@gmail.com, het emailadres
waarmee [eisers] blijkens de door partijen overgelegde stukken pleegden te
communiceren en waarvan [gedaagden] redelijkerwijs mochten aannemen dat [eisers] daar
konden worden bereikt. Met de ontvangst van deze aankondiging door de mailserver van
[eisers] kan worden gezegd dat de e-mail het digitale postvak van [eisers] heeft bereikt. De
vergelijking kan worden gemaakt met de gang van zaken bij de gewone postbezorging. Als een
aangetekende brief geweigerd wordt of bij geen gehoor na achterlating van een afhaalbewijs
niet wordt afgehaald bij het postkantoor geldt deze in beginsel toch als ontvangen. Eventuele
gevolgen van dit weigeren of niet ophalen komen voor rekening en risico van de ontvanger. In
het onderhavige geval komt de omstandigheid dat [eisers] de e-mail blijkbaar niet hebben
opgehaald ook voor hun rekening en risico. Bepalend is dat [eisers] over de
ontbindingsverklaring hadden kunnen beschikken en hiervan redelijkerwijs kennis hadden
kunnen nemen.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de koopovereenkomst binnen de drie dagentermijn is
ontbonden en [gedaagden] niet tot nakoming hiervan kunnen worden veroordeeld. De
vorderingen van [eisers] zullen dan ook worden afgewezen. Hetgeen partijen overigens nog
naar voren hebben gebracht behoeft dan ook geen verdere bespreking meer.
4.8. [eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De
kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht 1.548,00
- salaris advocaat 4.000,00 (2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 5.548,00
5De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op
€ 5.548,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit
bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige
betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris
advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen 14 dagen na
aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft
plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van
betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art.
6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot
aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Jongkind-Jonker en in het openbaar uitgesproken op 26
juli 2017.1